Denken om shalom

De 85-jarige filosoof Nicholas Wolterstorff komt naar Nederland. Waarom is zijn denken van betekenis?

Door: Robert van Putten, Bart Cusveller en Rob Nijhoff; redactie: William den Boer

De 85-jarige Amerikaanse filosoof Nicholas Wolterstorff komt in juni een week naar Nederland. Hij is een van de meest bekende en toonaangevende christenfilosofen van dit moment en schreef boeken over rechtvaardigheid, christelijk onderwijs, kunst, liturgie, politieke autoriteit, het spreken van God, het spreken over God, de plaats van religie in het publieke domein, geloof en wetenschap en, op een persoonlijke manier, over de dood van zijn zoon. Wat maakt een kennismaking met deze denker zo waardevol?

Sinds de christelijke traditie het toneel van de Europese wereldgeschiedenis betrad, staan christenen voor de uitdaging om zich te verhouden tot de samenleving waarin zij leefden. Dat gold voor de vroege christenen in het oude Rome, dat gold voor Middeleeuwse christenen in het Moorse Spanje, dat gold voor christenen ten tijde van de opkomende moderniteit, en dat geldt voor christenen in Nederland nu. Van de andere kant gezien, de komst van christenen in de westerse samenlevingen betekende ook dat niet-christenen voor de uitdaging stonden om zich te verhouden tot de claims van deze gelovigen over goede manieren van denken, spreken en handelen in die samenlevingen. Kortom, de aanwezigheid van religie leidt doorlopend tot discussie over de plaats van religies in de cultuur en de betekenis die dit heeft voor de opstelling van mensen in de cultuur.

Verlegenheid

Onze tijd is daarop dus geen uitzondering. In media en politiek, in onderwijs en wetenschap, in kunst en kerk is voortdurend bezinning gaande op de betekenis van omvattende levensvisies, op ‘oorsprong en doel en zin’ van het bestaan en op de omgang met elkaar. Niet zelden ervaren christenen verlegenheid over hun verhouding tot een seculiere cultuur. Welke ruimte is er voor geloof in het publieke domein? Wat is de verantwoordelijkheid van christenen voor de samenleving? Wat betekent nu concreet een christelijke identiteit in de praktijken van het leven, zoals het onderwijs? De vragen gaan zelfs helemaal terug tot de kern van het christen-zijn, het gelovig denken over God zelf. Kan dat nog wel, geloven in God? Dergelijke vragen zijn ook vandaag de dag onderwerp van intensieve bezinning, niet het minst omdat veel christenen verlegenheid ervaren met vertrouwde antwoorden uit het verleden. Zou een zoektocht naar andere articulaties van vragen en antwoorden andere mogelijkheden voor christenen in de moderne cultuur aan het licht kunnen brengen?

In dergelijke situaties kan het zinvol zijn te leren van christenen die in andere maar tegelijkertijd ook vergelijkbare contexten met deze vragen worstelen. Zo iemand is in elk geval de filosoof Nicholas Wolterstorff. Hij heeft zich vanuit zijn Noord-Amerikaanse context langdurig en intensief gebogen over de verhouding van mensen met verschillende substantiële levensvisies tot elkaar, het samenleven als zodanig, de opstelling van christenen in de moderne cultuur en de betekenis van de christelijke levensvisie op tal van terreinen. Bij hem treffen we geen terugtrekkende beweging of triomfantelijke betweterij, maar een derde weg van het goed recht van scherpe, inhoudelijke analyse en zinvolle voorstellen om verschillende domeinen in de moderne samenleving vanuit een christelijk perspectief te benaderen.

Toonaangevend denker

Nicholas Paul Wolterstorff werd geboren in 1932 te Bigelow, Minnesota, in een Nederlands migrantengezin. Na een studie filosofie aan het christelijke Calvin College en aan Harvard University is hij in 1956 gepromoveerd aan Harvard op de Britse filosoof Whitehead. Vervolgens was hij van 1959 tot 1989 hoogleraar filosofie aan Calvin College en van 1989 tot 2001 hoogleraar filosofische theologie aan Yale University. Ook na zijn emeritaat bleef hij nog aan Yale verbonden, naast een aanstelling aan de University of Virginia. Hij heeft zich ontwikkeld tot toonaangevend filosoof, zowel binnen als buiten christelijke kring. Zo was hij voorzitter van de Amerikaanse vereniging voor christelijke filosofie (Society of Christian Philosophers), alsook voorzitter van de algemene American Philosophical Association, en hield bekende lezingenseries als de Gifford- en de Stone Lectures. Binnen de academische filosofie is hij primair bekend geworden door zijn werk op het gebied van de kennisleer, vooral door zijn werk met Alvin Plantinga, als aanstichters van de zogeheten reformed epistemology. Dit is een kennistheoretische benadering waarin geloof in God niet kennistheoretisch verdacht is en die de tongen heeft losgemaakt in heel de Angelsaksische filosofie.

Wolterstorff heeft een veelomvattend oeuvre ontwikkeld op de terreinen van de esthetiek, godsdienstfilosofie, moraalfilosofie, onderwijsfilosofie, kennis- en wetenschapsleer en politieke filosofie. Hij schreef boeken over rechtvaardigheid, christelijk onderwijs, kunst, liturgie, politieke autoriteit, het spreken van God, het spreken over God, de plaats van religie in het publieke domein, geloof en wetenschap en, op een persoonlijke manier, over de dood van zijn zoon. Niet alleen doorkruist Wolterstorff daarbij vele wijsgerige disciplines, ook schuwt hij niet om het terrein van de geschiedenis en de theologie te betreden, zoals in zijn werk over rechtvaardigheid en over liturgie. Op diverse van deze onderwerpen werd hij een auteur die niet genegeerd kan worden in het brede filosofische en theologische debat. Een sprekend voorbeeld hiervan vormt zijn werk rond religie in het publieke domein, waar iemand als Jürgen Habermas zich toe is gaan verhouden. Internationaal worden inmiddels proefschriften aan zijn werk gewijd, en wanneer nieuwe boeken van hem verschijnen, organiseren redacties van academische journals hun themanummers over zijn werk.

Shalom

Wie de diversiteit aan onderwerpen ziet waarover Wolterstorff schrijft zou kunnen denken dat er weinig eenheid in zijn werk te ontdekken valt. Hoewel hij niet geprobeerd heeft een programma uit te werken is niets minder waar. Het gaat hem steeds om aspecten van menselijke bloei, van het floreren van het menselijk leven zoals het bedoeld is. Of om met een Bijbels woord te spreken: shalom. Waar kunst en schoonheid, recht en vrede, of geletterdheid en onderwijs ontbreken, daar is het leven minder dan het kan zijn, ja, moet zijn. Shalom houdt alles bij elkaar, zegt hij, daar dienen we naar te streven.

Wolterstorff in Nederland

Al sinds begin jaren tachtig manifesteert Wolterstorff zich met zijn filosofische werk in Nederland. Begin jaren tachtig verzorgde hij ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Vrije Universiteit in Amsterdam een serie Kuyper-lezingen, later uitgegeven in het boek Until Justice and Peace Embrace. In de tweede helft van de jaren tachtig was hij gasthoogleraar aan de VU op het gebied van kennis- en wetenschapsleer. In deze periode werkte hij onder meer aan zijn publicatie over John Locke en het ontstaan van het moderne rationaliteitsideaal. Net voor hij terugkeerde naar de Verenigde Staten om zijn leerstoel aan Yale University te aanvaarden is René van Woudenberg, nu hoogleraar epistemologie en metafysica aan de VU, bij hem gepromoveerd. Tien jaar terug, in 2007, was Wolterstorff te gast aan de VU om een eredoctoraat te ontvangen.

Van zijn omvangrijke oeuvre is echter maar een klein deel bekend geraakt in Nederland. Via de vertaling van het boek De rede binnen de grenzen van de religie in 1993 en de essaybundel Van zekerheid naar trouw in 1997 hebben we kennis kunnen maken met Wolterstorffs visie op kennisvorming, theorievorming en de relatie tussen geloof en wetenschap. Binnen theologische faculteiten is er bekendheid met zijn godsdienstfilosofische werk van begin jaren negentig. Ook kwam er een Nederlandse vertaling van zijn boekje over het overlijden van zijn zoon Eric, Klaagzang voor een zoon.

Wolterstorffs praktisch-filosofische werk op het terrein van politiek, recht, onderwijs en kunst is in ons land nagenoeg onbekend gebleven. Echter, juist op die terreinen heeft Wolterstorff een omvangrijk oeuvre ontwikkeld, een oeuvre dat zich in de laatste vijftien jaar, de jaren na zijn emeritaat in 2001, nog veel verder heeft ontwikkeld. In het licht hiervan steekt zijn bekendheid in Nederland schril af bij de internationale erkenning van zijn werk. Dit oeuvre van Wolterstorff kunnen we in Nederland alleen maar tot onze schade negeren.


Bundel Denken om Shalom en studiedagen met Wolterstorff

Binnenkort verschijnt in de boekenreeks van de Stichting voor Christelijke Filosofie de bundel Denken om shalom. Hierin staat de actualiteit van Wolterstorffs praktische filosofie centraal. De focus van de bijdragen ligt op het inleiden in zijn denken en op het evalueren van Wolterstorffs filosofie in het licht van wat in onze Nederlandse context actueel en relevant is.

De redactie van de bundel wil de huidige zoektocht van Nederlandse christenen naar ‘christelijk denken’ over God, identiteit, samenlevingsverhoudingen en recht een impuls geven. Wolterstorffs werk kan een belangrijke bijdrage leveren aan het gesprek over behoorlijk menszijn in onze tijd dat in bredere levensbeschouwelijke contexten en ook niet-levensbeschouwelijke contexten wordt gevoerd. Dit artikel is een bewerking van de inleiding op de bundel door William den Boer.

Ter gelegenheid van de presentatie van deze bundel komt de 85-jarige filosoof begin juni naar Nederland om in vier studiemiddagen te inspireren tot het begrijpen, doordenken en toepassen van zijn gedachtegoed op de gebieden van filosofie, politiek, onderwijs en geloof. Klik hier voor meer informatie en aanmelding. Klik hier voor informatie over de verdiepende PE-opdracht (1 EC) rond het werk van Wolterstorff.

Liever dood dan vergeten

Als je dementie hebt, kun je beter dood zijn. Je vergeet jezelf en je wordt vergeten. Dat is geen leven meer.

“Ik ben nog getrouwd, maar eigenlijk al weduwe,” verwoordde een mevrouw wiens partner dementie had dat eens aan me. Stap voor stap verloor ze haar man, die ze niet meer als haar echtgenoot herkende. “Dit had hij nooit gewild,” voegde ze daar aan toe. “Hij kan er beter niet meer zijn. Dan is hij uit zijn lijden verlost. Dat is beter voor iedereen.”

Als je dementie hebt, kun je inderdaad beter dood zijn. Zolang slechts je cognitieve capaciteiten van waarde zijn en je die langzaamaan verliest, word je gaandeweg waardeloos. Je verliest je bestaan. De maatschappelijke mantra van ‘cogito, ergo sum’ betekent bij dementie vanzelfsprekend dat je gaandeweg niet meer bestaat, omdat je denken het af laat weten. Dan kun je beter dood zijn. Of je bent eigenlijk al dood verklaard, terwijl je nog leeft.

Gauw genoeg heerst er in kerkelijke kring verontwaardiging over deze manier van denken. Natuurlijk ben je nog van waarde als je dementie hebt: je bent immers kind van God. Toch leeft de maatschappelijke focus op cognitieve capaciteit stiekem ook in de kerk. Als je niet meer begrijpt wat er gebeurt, hoor je er niet meer bij. Wel een beetje, maar niet helemaal.

De dominee komt immers ook niet meer langs. Wat heeft het voor zin? De man weet niet eens meer wie hij is en is zijn bezoek al vergeten, voordat de dominee weer buiten staat. Kerkdiensten zijn te moeilijk geworden; hij begrijpt er niets van en tijdens het Heilig Avondmaal stopt hij het stukje brood in zijn broekzak. Beschamend voor iedereen, ook voor de man zelf.

Willen we daadwerkelijk dat mensen met dementie beter af zijn, en dan niet dood, maar levend? Dan moeten we de pastorale uitdaging van dementie aangaan. Dat betekent meer dan hen enkel gedenken in de voorbeden. Dat betekent mensen met dementie volwaardig deel laten zijn van het lichaam van Christus. Dat betekent zelfs hen jouw leraar laten zijn in het volgen van Jezus.

De toekomstige groei van het aantal met mensen dementie noopt predikanten zich te bezinnen op dementie, zowel over praktische mogelijkheden in liturgie en pastoraat als door theologische reflectie. Want ook al vergeten mensen met dementie, zij worden niet door God vergeten. Hij draagt hen in zijn herinnering. Als kerk is het de taak die herinnering keer op keer gestalte te geven, in het uitdragen van Christus die leeft. Hij overwon ook de maatschappelijke dood die mensen met dementie wordt aangedaan.

Tim van Iersel is als zorgtheoloog, geestelijk verzorger en ethicus gespecialiseerd in zingeving en ethiek bij dementie. Hij werkt als geestelijk verzorger in verpleeghuizen, waar voornamelijk ouderen met dementie wonen. Naast het contact met de bewoners in pastoraat en liturgie werkt hij samen met vrijwilligers, begeleidt hij mantelzorgers in gespreksgroepen en geeft hij trainingen ‘Pastoraat bij dementie’ en ‘Ethiek bij dementie’. www.timvaniersel.nl

Dit najaar start bij PEP i.s.m. De Meij Consultancy en WoonZorgcentra Haaglanden de cursus Dementie: een pastorale en theologische uitdaging. Cursus voor predikanten, geestelijk verzorgers en pastoraal werkers. Docenten: Tim van Iersel, m.m.v. Gert Westrik en Cor van den Berg. 

In gesprek met Rob van Houwelingen over ongemakkelijke teksten

Hoe ga je als lezer om met ongemakkelijke teksten in de Bijbel? En als spreker? Ik ga hierover in gesprek met nieuwtestamenticus Rob van Houwelingen. In het voorjaar werkt hij mee aan de training Geloofwaardig preken over ongemakkelijke teksten (start 27 maart 2017) en als voorproefje stel ik hem alvast wat vragen.

1. Wanneer bestempel je een tekst als een ongemakkelijke tekst?
Er zijn twee soorten teksten die ons moeite kunnen geven:

  1. Teksten die op zich wel duidelijk zijn maar die bij de moderne lezer vragen oproepen, bijvoorbeeld als Paulus de vrouw het zwijgen oplegt in de kerk.
  2. Teksten die lastig te begrijpen of uit te leggen zijn, bijvoorbeeld als Paulus het heeft over mensen die zich voor de doden laten dopen.

De term ‘ongemakkelijk’ heeft meer dan ‘moeilijk’ de gevoelswaarde dat wij als lezers iets ongemakkelijk vinden. Dat hoeft immers niet altijd aan de tekst te liggen.
Er bestaat een dik boek uit de laatste decennia van de vorige eeuw, getiteld Hard Sayings of the Bible (begonnen met Hard Sayings of Jesus). Dat boek was in theologische vaktaal geschreven. In Nederland ontstond het plan om iets dergelijks helemaal opnieuw te ontwikkelen, maar dan met een team van verschillende medewerkers en toegankelijk voor een breed publiek. Zo zijn de drie boekjes over ongemakkelijke teksten ontstaan.

2. Welke vraag in de boekjes vind je zelf het meest spannend?
De zogeheten zwijgteksten van Paulus kan ik exegetisch best plaatsen in de context van de eerste eeuw. Maar persoonlijk begrijp ik niet waarom vrouwen vanwege die zwijgteksten nooit of te nimmer leiding zouden mogen geven of preken in de kerk, terwijl ze in de huidige samenleving wel allerlei leidinggevende en onderwijzende functies vervullen.

3. Op dit moment heb je studieverlof en ben je in Zuid-Afrika. Wat doe je daar zoal?
Van september 2016 tot en met februari 2017 heb ik een half jaar studieverlof, waarvan ik drie maanden doorbreng in Zuid-Afrika. Samen met mijn vrouw reis ik per huurauto dwars door dit immense land, langs de vier belangrijkste universiteiten als het om de beoefening van theologie gaat, namelijk achtereenvolgens die in Pretoria, Potchefstroom, Bloemfontein en Stellenbosch. Met twee daarvan heb ik een bijzondere relatie: in Pretoria ben ik al geruime tijd gastonderzoeker, in Potchefstroom sinds kort bijzonder hoogleraar.

4. Zie je verschillen in cultuur in wat men als gemakkelijke of ongemakkelijke teksten beschouwt?
Vanwege het verleden liggen teksten waarmee apartheid werd verdedigd in Zuid-Afrika erg gevoelig. Net als in Europa vindt men geweldsteksten ook hier lastig, maar in Zuid-Afrika heb je in het dagelijks leven veel directer met geweld en onveiligheid te maken.

5. Wat motiveert jou bij het uitleggen van ongemakkelijke teksten?
Ten eerste wil ik graag zelf weten hoe het zit. Je hoeft niet altijd een oplossing te vinden, maar je kunt vaak wel mogelijkheden aangeven of achtergronden verduidelijken. Ten tweede wil ik m’n vakkennis liefst niet alleen delen met theologen maar ook met andere geïnteresseerde Bijbellezers. Daarom probeer ik academisch doordacht en tegelijkertijd zo toegankelijk mogelijk te schrijven.

6. Welke ongemakkelijke teksten staan in jouw top-3?
Uit elk deeltje noem ik één voorbeeld:
Ongemakkelijke teksten van Jezus:
Marcus 9:1: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.’ En Marcus 13:30:‘Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren.’
Ongemakkelijke teksten van Paulus:
2 Korintiërs 12:7b-9a over Paulus’ doorn in het vlees
Ongemakkelijke teksten van de apostelen:
Openbaring 20 over het duizendjarig vrederijk

7. Hoe ga jij voor jezelf met ongemakkelijke teksten om?
Ik laat ze liever ongemakkelijk dan een oplossing te forceren. De Bijbel is nu eenmaal niet altijd glashelder voor ons, zowel vanwege de afstand in tijd als vanwege ons gebrek aan inzicht. Uiteindelijk gaat het niet om teksten, maar om ons vertrouwen op de drie-enige God.

8. Welke tekst schuurt op een ongemakkelijke manier in je eigen leven?
Altijd blij zijn in de Heer (Filippenzen 4:4), want ik ben van nature niet zo blijmoedig, ook niet als gelovige.

9. (S)preek jij zelf graag over ongemakkelijke teksten? Waarom wel of niet?
Niet extra graag, want je moet dan veel uitleggen. Maar ik ga ze ook niet uit de weg.

10. Welke tips geef je aan predikanten voor de onderzoeksfase van de preek?
Stap 1: de tekst afgrenzen
Stap 2: zelf vertalen
Stap 3: nagaan hoe de tekst is opgebouwd
Stap 4: vragen stellen aan de tekst
Daarna volgen nog zes stappen in mijn Tienstappenplan voor de exegese van het Nieuwe Testament.

11. Zie je verschil tussen een preek over een gemakkelijke tekst en een ongemakkelijke tekst?
Het klinkt vreemd, maar preken over een gemakkelijke tekst is doorgaans moeilijker dan over een ongemakkelijke tekst. Johannes 3:16 bijvoorbeeld is van zichzelf al zo mooi, dan denk je als predikant: wat kan ik daar nog aan toevoegen?

12. Over welke ongemakkelijke teksten zou je in de eeuwigheid willen praten om antwoord op te krijgen?
Over geen enkele. Ik hoop dat ik dan andere dingen te doen heb ;).
Wel zou ik graag met Petrus willen praten over zijn twee nieuwtestamentische brieven, omdat ik daarover commentaren heb geschreven. Hopelijk heb ik hem goed genoeg begrepen…

Rob van Houwelingen is nieuwtestamenticus aan de theologische Universiteit Kampen, was meer dan twintig jaar predikant en promoveerde op de betrouwbaarheid van 2 Petrus. Hij is een van de auteurs van de reeks Ongemakkelijke teksten.
Als een soort vervolg schreef hij Onschatbare teksten, een top-25 van de meest populaire passages in het Nieuwe Testament. In het recente Handbagage voor Jezusvolgers bespreekt hij nog eens twintig teksten rond het thema navolging.

Deze blog is geschreven door Paulien Vervoorn en verscheen eerder op Geloofwaardig Spreken.

Oorsprongsagnost

Ik ben een agnost. Een oorsprongsagnost welteverstaan. Tenminste, tot voor kort was ik daar wel zo’n beetje zeker van, dat ik het niet wist. Op dit moment ben ik zelfs daar niet meer van overtuigd. Mooier kan ik mijn opvatting over evolutie helaas niet voorstellen: Ik weet niet hoe het zit met schepping en/of evolutie en denk eerlijk gezegd dat dit voor veel orthodoxe medechristenen ook geldt.

Maar is evolutie dan niet steeds breder aanvaard ook door orthodoxe christenen? Jawel, maar ik denk dat zeer velen van hen tegelijkertijd niet of nauwelijks kunnen uitleggen hoe zich dat dan verhoudt tot hun orthodoxe geloof. En is het dan niet eerlijker om te zeggen dat je het niet weet, dan dat je zomaar roept ‘dat we toch niet meer om de feiten heen kunnen’? O ja? En wat als die feiten dan echt niet te rijmen zouden zijn met wat je gelooft over God, de Bijbel, de wereld, de mens en de toekomst?

En wat als die feiten dan echt niet te rijmen zijn met wat je gelooft?

Laat helder zijn: Ik geloof vast dat God de hemel en de aarde heeft geschapen. Uit niets. Maar hoe heeft Hij dat gedaan? Sluit schepping evolutie uit of niet? Volgens de gangbare wetenschap is er op drie niveaus sprake van evolutie: geleidelijke ontwikkeling, gemeenschappelijke afstamming en natuurlijke selectie. Elk niveau brengt haar eigen vragen met zich mee wanneer ze geconfronteerd wordt met bijbelse voorstellingen over God, mens en het ontstaan van de wereld. Neem bijvoorbeeld de principes van ‘natuurlijke selectie’ en ‘survival of the fittest’: staan die niet haaks op het godsbeeld dat de Bijbel presenteert? Is het ooit te verkroppen dat dezelfde God die de Vader is van Jezus Christus en zich presenteert als de God die het zwakke verkiest, deze wereld geschapen heeft op de manier van natuurlijke selectie waarin het recht van de sterkste (in de zin van ‘de beste aanpasser’) geldt? Kunnen we van een afstandje Gods scheppingsdaad-via-evolutie bekijken en nog steeds zeggen: ‘het is (zeer) goed’?

Gesteld voor dit soort vragen word ik gehinderd door gebrek aan informatie en normatief kader om een werkelijk verantwoord standpunt in te nemen. Ik wil ‘de wetenschap’, en zeker de orthodox-christelijke beoefenaars daarvan, serieus nemen, maar vind het tegelijkertijd moeilijk om een vorm van creationisme definitief uit te sluiten. Daarbij kan ik de theologische implicaties van aanvaarding van evolutionaire schepping moeilijk overzien. Lange tijd vond ik het nog het meest bevredigend om ‘oorsprongsagnost’ te zijn: Ik weet het niet en wat er ook waar zal blijken te zijn – schepping al dan niet langs evolutionaire weg – het tast mijn geloof in en vertrouwen op God niet aan.

Er staat te veel op het spel om oorsprongsagnost te blijven

Hoe langer hoe meer vind ik dit echter een onbevredigende positie. Er staat ook te veel op het spel, zowel theologisch als qua ‘katholiciteit’, om het ‘niet te weten’. Dat laatste niet alleen omdat velen afscheid nemen van ‘de God van de Bijbel’ omdat ze niet inzien hoe orthodox-christelijke opvattingen zich laten rijmen met de stand van de wetenschap ten aanzien van het ontstaan van de wereld, maar ook omdat ‘evolutie’ een zoveelste splijtzwam onder orthodoxe christenen dreigt te worden.

Daarom ben ik zo benieuwd naar het langverwachte boek van Gijsbert van den Brink. Die heeft de consequenties van aanvaarding van evolutie of evolutionaire schepping voor een orthodoxe christelijke theologie jarenlang systematisch doordacht. In zijn boek En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie doet hij verslag van zijn bevindingen. Van den Brink meent dat er op elke uitdaging waarvoor de theologie zich door evolutie gesteld weet een antwoord te geven is dat zich goed verdraagt met gereformeerde orthodoxie. Als hij gelijk heeft, hoeft niemand zich dus nog zorgen te maken of geloof in God, ook in orthodoxe en gereformeerde zin, nog wel mogelijk is gesteld dat evolutie onomstotelijk vast zou staan. Tegelijk maakt hij er geen geheim van, dat het ‘totaalplaatje’ er op onderdelen wel anders uit komt te zien wanneer we dat geloof in termen van het hedendaagse wereldbeeld uitdrukken.

De grote vraag is natuurlijk of hij gelijk heeft. Van den Brink verdient veel respect voor zijn studie, maar ook een open en kritische weging, want er staat nogal wat op het spel. Zijn antwoorden op de gestelde vragen moeten zowel op hun geldigheid als op hun implicaties grondig worden bevraagd. Tijdens het congres ‘Evolutie. Stel dat het waar is…’ (22 september 2017), gaan evolutionair theïsten, creationisten en oorsprongsagnosten met elkaar in gesprek over dit boek. Een congres waardoor het bij overtuigd creationisten en evolutionair theïsten misschien wel gaat knagen, maar waar oorsprongsagnosten zeker wijzer van zullen worden.

Tim Kellers preken: gewoon en daarom bijzonder

Ruim 40 predikanten volgen momenteel de zesdaagse PEP-training ‘Preken met Keller. Inspiratie voor Evangelieverkondiging in een postmoderne tijd aan de hand van Tim Kellers “Preaching”’. Waarom ben ik zo blij met de grote belangstelling voor deze training?

In oktober 2007 zat ik samen met een neef onder het gehoor van Tim Keller in New York, we werden geraakt. Wat maakte ons enthousiast? Zo bijzonder was de preek of de preekstijl toch niet? Van uitgekiende retoriek, dramatisch stemgebruik of vurige appèls was geen sprake. Een rustige uiteenzetting van de betekenis van de tekst in zijn context en een directe toepassing op zijn hoorders. Eigenlijk gewoon zoals het hoort, en toch…

De afgelopen jaren heb ik veel van Keller gelezen en tientallen preken beluisterd. Waarom blijf ik enthousiast? Waarom ben ik geneigd hem ‘een van de beste predikers die ik ken’ te noemen? Wat mis ik in veel andere preken wat ik nooit mis in die van Keller? Ik houd het op een combinatie van vier factoren:

1. Keller is een uitlegger van de Schrift en daarin een bedienaar van het Woord. Hij geeft steeds weer blijk van grote eerbied voor de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God Zelf. Een preek luisteren van Keller is geen entertainment waarin de predikant met zijn persoonlijkheid en eventueel zelfs uitlegkundige vondsten centraal staat, nee, het confronteert je met de sprekende, levende God.

2. Keller is een uitlegger van het menselijk hart. Hij is doordrongen van de noodzaak dat een prediker van Gods Woord weet wie hij voor zich heeft. Hij kent onze seculiere tijd en cultuur door en door, evenals de verlangens die elk mens in hun greep houden. Een preek luisteren van Keller is geen vlucht in een andere, geestelijke dimensie van het bestaan, maar een confrontatie met je werkelijke ‘ik’, hier en nu, vaak verdrongen en verborgen voor anderen, maar heel reëel, de dagelijkse praktijk.

3. Keller is een verkondiger van het Evangelie. Heel scherp maakt hij het onderscheid duidelijk tussen Evangelie en religie, tussen Evangelie en allerlei godsdienstige en seculiere boodschappen die oppervlakkig gezien op het Evangelie kunnen lijken maar die je als mens uiteindelijk leeg en hulpeloos aan je lot overlaten. Het Evangelie is voor Keller het ultieme en unieke antwoord op alle vragen, problemen, onmogelijkheden, noden, zorgen, zonden en komt radicaal van de andere kant, van Gods kant. Het is Gods gave, Gods remedie. Een preek van Keller luisteren confronteert je met je eigen hulpeloosheid en reddeloosheid en de armzaligheid van al onze tot mislukken gedoemde pogingen om onszelf en de wereld op te lappen. Keller laat zijn hoorders dat voelen en wijst op de uitweg: Gods Evangelie van Jezus Christus.

4. Keller is een verkondiger van Jezus Christus. In zijn preken blijven het Evangelie en Jezus Christus nooit impliciet. De verkondiging van Jezus Christus is altijd het hoogtepunt en doel waar de preek op is gericht; vaak gebeurt dat indringend aan het slot van de preek. Elke tekst, elk thema blijkt zijn vervulling te vinden in Jezus Christus: Wie Hij was en is, wat Hij deed en doet, dat is bepalend voor het christelijk geloof, voor de persoonlijke relatie die God in Christus met zondaren wil. Een preek van Keller luisteren betekent een confrontatie met de levende Christus als centrum van het hele bestaan.

Nieuwsgierig naar het ‘geheim’ van de preken van Keller heb ik ook zijn boek Preken gelezen. In zeker opzicht bevat het boek voor een gereformeerd theoloog geen verrassingen. Het is misschien zelfs teleurstellend dat de basis voor die bijzondere preken gewoon hard werken en studeren, exegetische en homiletische ambachtelijkheid blijkt te zijn. Eigenlijk gewoon zoals het hoort, niets bijzonders. En toch…

Toch blijkt zó preken, zó altijd het Evangelie verkondigen, altijd Christus verkondigen, moeilijker dan het klinkt en zeldzamer dan je zou denken.

Dus ja: in veel opzichten is Kellers visie op preken gewoon zoals het hoort, niets bijzonders. Maar omdat het zo moeilijk blijkt dit ‘gewone’ in de praktijk te brengen, is het zinvol om kennis te nemen van de visie van Keller op preken en de wijze waarop hij die zelf in praktijk brengt. Juist omdat het niet zo erg bijzonder is. Juist ook omdat het in de praktijk nog niet zo eenvoudig blijkt om vanuit heel de Schrift Christus te verkondigen, en zó elke keer recht te doen aan de tekst en aan het Evangelie, de confrontatie aan te gaan met de cultuur, harten te bereiken en mee te werken aan de missie van Gods Geest in de wereld.